Financiën

1. Ontwikkelingen gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Ontwikkelingen gemeentefonds

Gemeenten ontvangen een belangrijk deel van hun inkomsten via het gemeentefonds. Voor de begroting van het komende jaar moeten gemeenten zich baseren op de meicirculaire. Deze circulaire verschijnt pas eind mei en vraagt tijd om door te rekenen.

In dit financieel perspectief is de prognose van de algemene uitkering uit het gemeentefonds gebaseerd op de septembercirculaire 2023 en de recent verschenen informatie uit de Voorjaarsnota 2024 van het Rijk. Uit deze nota halen we de volgende informatie:

  • De oploop van de opschalingskorting van € 675 miljoen wordt structureel geschrapt vanaf 2026.
  • Door heldere afspraken over een rechtvaardige risicoverdeling over objectieve indexering en aparte fondsvorming (Wmo).
  • Indexering van zorgkosten (voor demografie): € 75 miljoen in 2026 oplopend tot € 300 miljoen in 2029.
  • Een opschoonactie voor specifieke uitkeringen.

In de inleiding is ook genoemd dat het kabinet hiervoor een prijs vraagt van gemeenten. In 2025 wordt het gemeentefonds eenmalig € 675 miljoen lager vastgesteld.
Verder is besloten om de groei van het gemeentefonds (accres) niet pas in 2027 maar al vanaf 2024 te berekenen op basis van de BBP-systematiek (Bruto Binnenlands Product). Dit gebeurt in twee stappen. Eerder heeft het Rijk aangekondigd deze omzetting volledig te compenseren. Nu blijkt dat dit maar gedeeltelijk gebeurt.

Per saldo betekent dit dat het totaal aan mutaties in het gemeentefonds nog fors lager uitkomt dan het bedrag dat gemoeid is met het schrappen van de oploop van de opschalingskorting. Kortom, er is nog maar een klein stapje gezet in de oplossing om het financiële probleem van gemeenten op te lossen.

2. Financiƫle positie meerjarenramingen

Terug naar navigatie - 2. Financiƫle positie meerjarenramingen

De financiële positie actualiseren we op basis van de uitgangspunten voor het opstellen van de meerjarenramingen 2025 - 2028, de autonome ontwikkelingen en de begrotings-wijzigingen die een structureel gevolg hebben voor 2025 en verder. 


Tabel 1: Financiële ruimte x € 1.000

  1. Voor het opstellen van de begroting en de meerjarenramingen stellen we algemene uitgangspunten op. Dit betreft onder meer: het inflatiepercentage voor lonen (4,4%) en prijzen (2,2%), de VZG-richtlijn voor begrotingen van gemeenschappelijke regelingen (3,9% voor 2025 en aanvullend voor 2024 1,3%), het rentepercentage bij kapitaallasten voor nieuwe investeringen (3,5%), de algemene inflatiestijging voor tarieven (inkomsten) van 3,9%; de extra verhogingen van de OZB (2,5% in 2025) en de extra verhoging van de OZB voor de categorie niet-woningen (14% voor eigenaren en 10% voor gebruikers in 2025) zijn al verwerkt in de meerjarenramingen.
  2. Voor meer toelichting zie paragraaf 1 Ontwikkelingen Gemeentefonds.
  3. Om meer financiële ruimte te creëren zijn de budgetten voor materiële uitgaven voor 2025 niet geïndexeerd. We nemen hierbij een risico dat bepaalde budgetten niet toereikend zijn als er sprake is van prijsstijgingen. Gelet op de resultaten in de jaarrekening vinden we dit een verantwoord risico. We verwachten dat er bij   overschrijdingen compensatie gevonden kan worden in andere budgetten. 
  4. Het kabinet heeft besloten tot een aanvullende besparing op de Jeugdzorg van structureel € 511 miljoen. Het is aan de Rijksoverheid om de besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen. Het gaat daarbij om maatregelen waardoor gemeenten minder middelen nodig hebben of waarbij alternatieve inkomsten gegenereerd kunnen worden. Het Rijk draagt het budgettaire risico.
  5. Gelet op het huidige saldo aan liquiditeiten, de planning van de investeringen en de ontvangst van vrij besteedbaar dividend ZEH de komende jaren, ramen we in het kader van schatkistbankieren tot en met 2028 (afnemende) rentebaten.
  6. De financiële ruimte voor 2025-2028 is de optelling van 1 tot en met 5. Dit is nieuwe financiële ruimte ten opzichte van eerder vastgestelde meerjarenramingen.   

De financiële gevolgen van de autonome ontwikkelingen op basis van bestaand beleid en de noodzakelijke investeringen zijn geïnventariseerd. Hieronder is een overzicht opgenomen van de totale vraag in geld per beleidstaak in de begroting.


Tabel 2: Financiële vraag x € 1.000

NB. Bij afvalverwijdering en rioolwerkzaamheden zijn ook investeringen voorzien. In de tabel hierboven zijn deze per saldo neutraal opgenomen omdat hiervoor dekking in de begroting aanwezig is.

Formatie
De formatie-uitbreiding (tabel 2) is noodzakelijk onder andere in verband met de grote opgaven op het gebied van woningbouw, klimaat- en energiebeleid, vluchtelingen, mobiliteit en de groei van de organisatie. We kunnen de kosten voor een deel dekken uit middelen van het Rijk, bestaande budgetten binnen de begroting en projecten/investeringen. 


Tabel 3: Formatie-uitbreiding x € 1.000

Het resultaat van de financiële ruimte en de totale vraag ziet er als volgt uit:


Tabel 4: Resultaat x € 1.000

We streven naar een sluitende begroting in ieder geval voor 2025. Tegen de achtergrond van de grote financiële onzekerheden zien we geen kans om meerjarenramingen te presenteren in dit financieel perspectief die structureel sluitend zijn. Zie hiervoor ook de beschouwing in de inleiding.

We stellen een reële begroting op die is gebaseerd op de bestaande taken, het bestaand beleid en inclusief de noodzakelijke investeringen om voorzieningen in stand te houden. Dit is in lijn met het advies van de VNG. 

Investeringen
We plannen voor de jaren 2025 tot en met 2028 niet gedekte investeringen tot een bedrag van € 7 miljoen. Aangezien in de meerjarenramingen de structurele ruimte ontbreekt om de kapitaallasten voor deze investeringen te dekken, kiezen we voor een andere wijze van dekken.
We kunnen reserves inzetten als structureel dekkingsmiddel ter dekking van de kapitaallasten van investeringen, mits de dekking vanuit de reserve plaatsvindt gedurende de hele looptijd. We vinden het verantwoord omdat het weerstandsvermogen al langere tijd uitstekend is. Als we het komende resultaat in de jaarrekening 2023 meerekenen zien we de weerstandsratio verder stijgen. 

3. Financieel beleid

Terug naar navigatie - 3. Financieel beleid

We hechten grote waarde aan een gezond financieel beleid. Dit is nodig voor de gemeente om in de toekomst voldoende middelen te hebben om alle taken uit te voeren en risico’s af te dekken. De belangrijkste indicatoren voor dit beleid zijn als volgt.

  1. Begroting reëel en structureel in evenwicht.

Structureel evenwicht betekent dat structurele lasten gedekt worden door structurele baten. De incidentele lasten mogen worden gedekt door structurele en door incidentele baten. De raad heeft de wettelijke taak een begroting vast te stellen die structureel en reëel in evenwicht is.

Met reëel evenwicht wordt bedoeld dat de geraamde baten en lasten in de begroting en meerjarenraming volledig en realistisch zijn (passend voor de taken). De gemeente moet zich rekenschap geven van daadwerkelijk te verwachten groei of afname van baten en lasten.

Uit het beeld in tabel 4 is een structureel en reëel sluitende begroting voor 2025 mogelijk. In de huidige omstandigheden is dat voor de meerjarenramingen 2026-2028 een lastige opgave. Niettemin blijven we streven naar een structureel en reëel evenwicht. Zoals eerder aangegeven komen we bij de begroting 2025 met een plan. 

Volgens de regels van het financieel toezicht moet de begroting 2025 structureel en reëel in evenwicht zijn als het laatste jaar van de meerjarenramingen 2026 – 2028 dat niet is. 
Als de begroting 2025 niet structureel en reëel in evenwicht is, dan moet dit evenwicht tijdig wordt hersteld in de meerjarenramingen, uiterlijk in 2028. 

  1. De financiële kengetallen hebben signaalwaarden die niet hoger zijn dan behorend bij een gemiddeld risico. 

In de loop van de tijd hebben we in voorgaande P&C-documenten (begroting, kadernota e.d.) financiële kengetallen genoemd. Deze kengetallen zijn o.a. voor de provincie in het toezicht op gemeenten signaalwaarden. Als uitgangspunt voor een gezonde financiële positie hanteerden we tot nu toe: gemiddeld risicovol. Dit college wil dit uitgangspunt zo handhaven. Dit betekent concreet het volgende:

  • De schuldquote is maximaal 130% van het totale saldo van de baten van de begroting; dit geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen.
  • De solvabiliteitsratio is minimaal 20%; dit geeft de mate aan waarin de gemeente aan haar verplichtingen kan voldoen.
  • De grondexploitatie is maximaal 35%; dit percentage geeft aan de waarde van de grond in verhouding tot de totale baten.
  • De structurele exploitatieruimte is 0% of hoger; dit geeft aan dat de begroting structureel in evenwicht is of structurele ruimte heeft.
  • Belastingcapaciteit is maximaal 105% van het landelijk gemiddelde (woonlasten meerpersoonshuishouden).

3. Een weerstandsvermogen dat ruim voldoende is (ratio tussen 1,4 en 2,0).

In begrotingen en jaarrekeningen brengen we in de betreffende paragraaf de risico’s in beeld en de benodigde weerstandscapaciteit (lees: algemene reserve). We streven naar een weerstandsratio dat ruim voldoende is (tussen 1,4 en 2,0). Concreet betekent dit, gelet op het huidige risicoprofiel, dat we streven naar een minimumniveau van de algemene reserve van ca. € 10 miljoen. In de nota reserves en voorzieningen 2024 is aangegeven dat er (theoretisch) sprake is van een vrij deel in de algemene reserve van € 13,1 tot € 16 miljoen. Het resultaat van de jaarrekening 2023 is hier nog niet in meegerekend.

4. Gemeentelijke belastingen

Terug naar navigatie - 4. Gemeentelijke belastingen

Extra verhoging onroerende zaakbelastingen
Er zijn met het vaststellen van de begroting 2024 al besluiten genomen om de onroerende zaakbelastingen in 2025 te verhogen. Zo is naast de gewone indexering een extra verhoging gepland van 2,5%.
Daarnaast is er voor de categorie niet-woningen in 2024 gestart om de tarieven gedurende 4 jaar extra te verhogen. Dit heeft te maken met een korting in de algemene uitkering. Deze korting is 40% hoger dan de echte opbrengst. In de periode 2024 tot en met 2027 wordt dit hersteld. Voor 2025 verhogen we de tarieven voor eigenaren en gebruikers van niet-woningen extra met respectievelijk 14% en 10%.

Afvalstoffenheffing
Uitgangspunt voor deze heffing is 100% dekking van de kosten. De tarieven stijgen voor 2025 met 5,9%. Dit betreft een inflatieverhoging van 3,9% en een geplande extra verhoging van 2%. In de uitwerking van de begroting 2025 beoordelen we of deze verhoging toereikend is om volledige dekking van de kosten te realiseren. Daarbij betrekken we ook de (egalisatie)voorziening.

Rioolheffing
Uitgangspunt voor deze heffing is 100% dekking van de kosten. De tarieven stijgen voor 2025 met 5,9%. Dit betreft een inflatieverhoging van 3,9% en een geplande extra verhoging van 2%. In de uitwerking van de begroting 2025 beoordelen we of deze verhoging toereikend is om volledige dekking van de kosten te realiseren. Daarbij betrekken we ook de (egalisatie)voorziening.

Woonlasten
De woonlasten voor een huishouden berekenen we op basis van de onroerende zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. De stijging ten opzichte van 2024 is voor een éénpersoons- en meerpersoonshuishouden (gebruiker/huurder) 5,9%. De stijging voor een éénpersoons- en meerpersoonshuishouden (eigenaar) is 6,1%.

In de Atlas lokale lasten 2024 van Coelo, het jaarlijkse onderzoek van de Universiteit Groningen, zijn per gemeente de woonlasten in beeld gebracht. Voor de Zeeuwse gemeenten is het beeld als volgt.

Afschaffen hondenbelasting
In de gemeenteraad is het afschaffen van de hondenbelasting meermalen aan de orde geweest. Het college heeft toegezegd om dit te onderzoeken. Landelijk zien we ook een beweging dat steeds meer gemeenten besluiten om de hondenbelasting af te schaffen. In 2010 kende 72% van de gemeenten deze heffing nog. Inmiddels is dat gezakt naar 35%. Vanuit de gemeenteraad is gevraagd de optie om de hondenbelasting af te schaffen serieus te bekijken. Vorig jaar hebben we geschreven dat het gelet op het meerjarige financiële beeld geen goed idee is. Die situatie is niet gewijzigd. Gelet op het signaal uit de gemeenteraad en de landelijke ontwikkeling stellen we voor om de hondenbelasting met ingang van 2025 af te schaffen. De derving van opbrengst is € 147.000.

Toeristenbelasting
Met de toeristische sector zijn afspraken gemaakt over het verhogen van de tarieven toeristenbelasting als gevolg van inflatie. Op grond van die afspraken stellen we voor om die tarieven voor 2025 niet te verhogen. Er is namelijk geen 5 cent inflatie gespaard. De verwachting is reëel dat we deze verhoging in 2026 wel kunnen doorvoeren. De hogere opbrengst is verwerkt in de meerjarenramingen (€ 275.000).