Financiën

1. Ontwikkelingen gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Ontwikkelingen gemeentefonds

Gemeenten ontvangen een belangrijk deel van hun inkomsten via het gemeentefonds. Voor de begroting van het komende jaar moeten gemeenten zich baseren op de meicirculaire, die eind mei verschijnt en tijd vergt om door te rekenen en te verwerken.  

 

In de inleiding is al aangegeven dat dit document is geschreven vanuit het perspectief dat nog niet bekend is in welke mate het Rijk de gemeenten tegemoet komt in de tekorten in het gemeentefonds en de stijgende kosten in de jeugdzorg. Zodra de uitkomsten bekend zijn, zullen we die zo spoedig mogelijk delen. Dit kan zijn op het laatste moment in het begeleidende raadsvoorstel of, nadat het Financieel Perspectief al verstuurd is, in een afzonderlijke memo. Uiteraard in ieder geval voor de behandeling in de gemeenteraad.

 

In dit Financieel Perspectief is de prognose van de algemene uitkering gebaseerd op de september- en decembercirculaire 2024.

2. Financiƫle positie meerjarenramingen

Terug naar navigatie - 2. Financiƫle positie meerjarenramingen

Financiële positie: vertrekpunt voor 2026

De financiële positie actualiseren we op basis van de uitgangspunten voor het opstellen van de meerjarenramingen 2026-2028, de autonome ontwikkelingen en de begrotings-wijzigingen met een structureel gevolg voor 2026 en verder.

 

 

2026

2027

2028

2029

1. Stand meerjarenramingen begroting 2025

-1.000

-675

-864

-864

2. Uitgangspunten (indexeringen)

-119

-325

-319

186

3. Autonome ontwikkelingen

-1.182

-1.203

-1.203

-1.219

4. Saldo na uitgangspunten en autonome ontwikkelingen

-2.301

-2.204

-2.386

-1.897

Tabel 1. Resultaat x € 1.000

 

  1. Het vertrekpunt voor het in beeld brengen van de financiële positie is de stand van de meerjarenramingen in de begroting 2025.
  2. Voor het opstellen van de begroting en de meerjarenramingen stellen we algemene uitgangspunten op. Dit betreft onder meer:
    1. Het inflatiepercentage voor lonen (1,8%) en prijzen en subsidies (2,1%).
    2. De VZG-richtlijn voor begrotingen van gemeenschappelijke regelingen is vastgesteld op -2,2%; omdat we die richtlijn niet realistisch vinden, is deze in dit Financieel Perspectief niet overgenomen; op dit moment zijn de begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen nog niet officieel bekend; we hebben voorlopig een stelpost opgenomen van € 300.000 voor de hogere bijdragen in 2026.
    3. Het rentepercentage bij kapitaallasten voor nieuwe investeringen (3,5%).
    4. De algemene inflatiestijging voor tarieven (inkomsten) is in principe 2%; dit is een gewogen gemiddelde van het percentage voor lonen (1/3 deel) en prijzen (2/3 deel). Zie ook de toelichting onder het kopje ‘Aanpak ombuigingen’ verderop in dit document.

We hebben geconstateerd dat, op basis van de prognoses van het Centraal Plan Bureau (CPB) voor 2025 (van februari 2025), de  algemene inflatiestijging voor onze inkomsten 4% is; dat is 1,1% hoger dan is vastgesteld voor 2025. We stellen voor om deze ‘inhaalinflatie’ te verwerken in de inflatieverhoging voor 2026. Deze wordt dan 2% + 1,1% = 3,1%.

    1. De extra verhogingen van de Onroerendezaakbelasting (OZB) voor de categorie niet-woningen (14,7% voor eigenaren en 11,4% voor gebruikers in 2026) zijn al verwerkt in de meerjarenramingen.
    2. De opbrengst van een verwachte inflatiestijging van de toeristenbelasting met € 0,05 per persoon per nacht is al verwerkt in de meerjarenramingen.
    3. Voor de opbrengst toeristenbelasting houden we een autonome groei van het aantal overnachtingen aan van 2% per jaar.
    4. Er zijn in 2025 begrotingswijzigingen vastgesteld met structurele gevolgen voor 2026 en verder.

 

  1. De financiële gevolgen van de autonome ontwikkelingen op basis van bestaand beleid en de noodzakelijke (vervangings)investeringen zijn geïnventariseerd. Voor een overzicht verwijzen we naar bijlage 1 (zie afzonderlijk document). De grootste financiële ontwikkeling in dit overzicht betreft de jeugdzorg. Voor een toelichting verwijzen we naar het Programma Sociaal domein.   

 

Inventarisatie ontwikkelingen en investeringen

Op basis van bestaand en vastgesteld beleid zijn de financiële gevolgen van ontwikkelingen en investeringen voor 2026-2029 in beeld gebracht. Als we rekening houden met de volledige inventarisatie ziet het beeld er in de meerjarenramingen als volgt uit.

 

 

2026

2027

2028

2029

1. Stand meerjarenramingen begroting 2025

-1.000

-675

-864

-864

2. Uitgangspunten (indexeringen)

-119

-325

-319

186

3. Autonome ontwikkelingen

-1.182

-1.203

-1.203

-1.219

4. Inventarisaties totaal

-2.856

-2.653

-2.783

-3.062

Totaal saldo na inventarisaties

-5.157

-4.857

-5.168

-4.959

Tabel 2. Resultaat na inventarisaties x € 1.000

 

Aanpak ombuigingen

In de begroting 2025 was al een tekort zichtbaar in de meerjarenramingen vanaf 2026. Door autonome ontwikkelingen en inventarisaties van overige ontwikkelingen en investeringen staan we voor een nog grotere financiële uitdaging. We zijn nu met het begrotingsjaar 2026 aanbeland bij de zogeheten ravijnjaren; maatregelen zijn onvermijdelijk.

Voor alle duidelijkheid: deze aanpak is opgesteld vanuit het perspectief dat er nog geen enkele duidelijkheid is vanuit het Rijk over het dempen van de terugval in het gemeentefonds en de compensatie voor de tekorten in de jeugdzorg. We streven naar een evenwichtig pakket aan maatregelen bestaande uit het prioriteren van beleid, alternatieve dekking voor vastgesteld beleid, financieel-technische oplossingen, besparingen binnen de organisatie en het verruimen van inkomsten. De aanpak is als volgt:

 

  1. Prioriteren en keuzes in de ontwikkelingen en investeringen

We hebben hierbij de afweging gemaakt dat de volgende onderwerpen in ieder geval doorgang moeten vinden, omdat deze:

    1. bedrijfskritisch van aard zijn en nodig zijn voor de continuïteit van voorzieningen en organisatie;
    2. nodig zijn om lopend beleid en projecten, waar al mee gestart is, af te maken.

Deze onderwerpen zijn op de A-lijst in bijlage 2 (zie afzonderlijk document) vermeld.

Dit betekent dat er onderwerpen zijn waarvoor niet is gekozen, vanwege het ontbreken van financiële ruimte; deze zijn op de B/C-lijst in bijlage 3 (zie afzonderlijk document) vermeld.

Omdat we transparant willen zijn over het proces en de gemaakte keuzes, zijn beide lijsten als bijlage toegevoegd.

 

  1. Dekking vastgesteld beleid
  • Voor de uitvoering van het Omgevingsprogramma Strand is vanaf 2026 een extra budget nodig van € 615.000 per jaar. We stellen voor om dit budget als volgt te dekken: voor een derde deel uit de parkeerheffingen, voor een derde deel uit de toeristenbelasting en een derde deel is een taakstelling voor rekening van de SSV. Zie ook de toelichting in het programma Sport, cultuur en recreatie.
  • Bij de vaststelling van het beleidsplan preventie zijn financiële middelen opgenomen voor extra formatie (1,3 fte). Door een organisatorische maatregel kunnen we deze formatie dekken met bestaande, momenteel niet ingevulde posities binnen de organisatie. Zie ook de toelichting bij het strategische thema leefbaarheid en vitaliteit. De dekking is verwerkt in de A-lijst.
  • In het kader van het Programma Wonen zijn de afgelopen periode grondverwervingen gedaan. De gemeenteraad is hierover gerapporteerd. De rentelasten hiervan (ca. € 140.000 per jaar) dekken we uit de reserve Grote Veerse Opgaven, onderdeel woningbouwopgave en wonen. Zie ook de toelichting bij het strategische thema volkshuisvesting en het hoofdstuk financieel beleid (reserves).
  • Het Rijk wil per 1 januari 2027 een inkomensafhankelijke bijdrage voor gebruikers van Wmo-voorzieningen invoeren. We anticiperen hierop door vanaf 2028 een bedrag op te nemen voor hogere inkomsten/lagere kosten. Zie ook de toelichting in het Programma Sociaal domein.

 

  1. Financieel-technische oplossingen
  • In de uitkering uit het gemeentefonds ontvangen we geld voor zogenoemde  volumeontwikkelingen (groei aantal inwoners, woningen e.d.). Door de nieuwe financieringssystematiek die sinds 2024 geldt, is deze component meerjarig beter zichtbaar en is deze sinds vorig jaar als stelpost gereserveerd in de begroting. Voor 2026 nemen we deze volledig mee; voor de jaren 2027 tot en met 2029 wordt 50% meegenomen.
  • Het BTW-compensatiefonds kent een plafond. Als het Rijk minder uitkeert dan dat plafond, komt het voordeel ten goede aan het gemeentefonds. Gemeenten mogen maximaal de meest recent gerealiseerde ruimte structureel ramen in de begroting. Op dit moment schatten we die ruimte op € 150.000.
  • Door het jaarlijks indexeren van de toeristenbelasting vanaf 2025 (die we in 2026 effectueren in de tarieven) boeken we vanaf 2026 een meeropbrengst in.

 

  1. Besparingen op bedrijfsvoering
  • Het inhuurbudget voor ziektevervanging is al geruime tijd niet meegegroeid met de groei van de organisatie. De gewenste verhoging van het budget is nu niet opgenomen, maar verplaatst naar de B/C-lijst.
  • Het gewenste (extra) budget voor datagedreven werken en artificiële intelligentie (AI) is vooralsnog niet structureel opgenomen, maar wel incidenteel voor 2026. Zie voor meer toelichting het hoofdstuk Bedrijfsvoering. Het structurele  budget is verplaatst naar de B/C-lijst.
  • We nemen een structurele taakstelling op van € 288.000 op de organisatie. Het plan hiervoor richt zich op talen die in hoofdzaak intern gericht zijn. Taken die gericht zijn op inwoners, ondernemers en bezoekers vallen buiten de scope van het plan.

 

  1. Verruimen van inkomsten
  • Gelet op de huidige mate van kostendekkendheid van de leges (begroting 2025: 54%) en van de omgevingsvergunningen in het bijzonder (64%), stellen we voor om het algemene tarief voor omgevingsvergunningen te verhogen van 2% naar 2,3%. Samen met een autonome groei ramen we een hogere opbrengst van € 300.000.
  • Om tot een reëel en structureel sluitende meerjarenramingen te komen, stellen we voor om de OZB-woningen, de toeristenbelasting en de woonforensenbelasting met 2% te verhogen in 2026. Voor een sluitende begroting in 2029 is in de jaren 2027 tot en met 2029 een verhoging nodig van 0,5% per jaar.

Een beperkte extra verhoging van de lasten is noodzakelijk, waarbij we onze eigen inwoners (via de OZB-woningen) en onze verblijvende gasten (via de toeristenbelasting en de woonforensenbelasting) in gelijke mate belasten.  De stijging van de OZB geldt alleen voor de categorie woningen, omdat de niet-woningen al een extra verhoging te verwerken krijgen in 2026 en 2027.

 

De uitwerking ziet als volgt uit:

 

2026

2027

2028

2029

1. Stand meerjarenramingen begroting 2025

-1.000

-675

-864

-864

2. Uitgangspunten (indexeringen)

-119

-325

-319

186

3. Autonome ontwikkelingen

-1.182

-1.203

-1.203

-1.219

4. Inventarisaties totaal

-2.856

-2.653

-2.783

-3.062

Totaal saldo na inventarisaties

-5.157

-4.857

-5.168

-4.959

Af: naar B&C lijst

2.606

2.288

2.194

2.252

Totaal saldo incl. A-lijst

-2.551

-2.569

-2.975

-2.707

 

 

 

 

 

Ombuigingen

       

Dekking vastgesteld beleid

 

 

 

 

- Dekking rente aankoop gronden

140

140

140

140

- Eigen bijdrage WMO

 

 

50

50

Financieel technische oplossingen

 

 

 

 

- Stelpost gemeentefonds

86

300

650

650

- BCF (extra ruimte onder plafond)

150

150

150

150

- Indexering 2025 en 2026 van toeristenbelasting

422

453

490

490

Besparingen op bedrijfsvoering

 

 

 

 

- Taakstelling organisatie

288

288

288

288

Verruimen van inkomsten

 

 

 

 

- Hogere opbrengst en kostendekking bouwleges

300

300

300

300

  • Extra verhoging OZB, toeristenbelasting en de woonforensenbelasting: 2% in 2026 en in 2027 tot en met 2029: 0,5% per jaar

355

451

548

646

Totaal saldo na keuzes en ombuigingen

-811

-486

-358

0

Tabel 3. Resultaat na keuzes en ombuigingen x € 1.000

 

We hebben hiervoor een afgewogen en verantwoord pakket aan ombuigingen gepresenteerd die leiden tot een reëel en structureel sluitende meerjarenraming in 2029. Ons voorstel is om de tekorten in de begrotingsjaren 2026 tot en met 2028 te dekken uit de algemene reserve (totaal € 1,7 miljoen). We vinden het verantwoord om de algemene reserve hiervoor incidenteel in te zetten. Zo bereiken we een structureel sluitende meerjarenraming in 2029, we voorkomen hogere lastenstijgingen en behouden het huidige voorzieningenniveau.

 

Investeringen

De investeringsplanning is geactualiseerd en uitgebreid met de investeringen voor het begrotingsjaar 2029. Het betreft autonome investeringen, bestaande uit vervangingsinvesteringen (tractie) en investeringen op basis van beheerplannen (riolering en openbare verlichting). In de investeringen A-lijst staan de investeringen waaraan we prioriteit geven, omdat ze noodzakelijk en bedrijfskritisch zijn om voorzieningen in stand te houden of omdat ze horen bij het uitgangspunt: afmaken waaraan we begonnen zijn. Voor detailinformatie verwijzen we naar  bijlage 1 en 2.

 

 

2026

2027

2028

2029

Autonome investeringen

151

0

0

2.260

Investeringen A-lijst

1.267

2.285

3.491

6.333

Totaal

1.418

2.285

3.491

8.593

Tabel 4: Investeringen 2026-2029 x € 1.000

3. Financieel beleid

Terug naar navigatie - 3. Financieel beleid

We hechten grote waarde aan een gezond financieel beleid, zodat de gemeente in de toekomst voldoende middelen heeft om alle taken uit te voeren en risico’s af te dekken. De belangrijkste indicatoren voor dit beleid zijn als volgt:

 

  1. Begroting reëel en structureel in evenwicht

 

Structureel evenwicht betekent dat structurele lasten gedekt worden door structurele baten. De incidentele lasten mogen worden gedekt door structurele en door incidentele baten. De gemeenteraad heeft de wettelijke taak een begroting vast te stellen die structureel en reëel in evenwicht is.

 

Met reëel evenwicht wordt bedoeld dat de geraamde baten en lasten in de begroting en meerjarenraming volledig en realistisch zijn. De gemeente moet zich rekenschap geven van de daadwerkelijk te verwachten groei of afname van baten en lasten.

 

Uit tabel 3 blijkt dat het door het maken van keuzes en een pakket aan ombuigingen gelukt is om in dit Financieel Perspectief een structureel en reëel sluitend beeld in 2029 te presenteren.

 

We hebben dit bereikt zonder structureel gebruik te maken van het ZEH-dividend en het (onder voorwaarden) structureel inzetten van de algemene reserve. Hoewel deze opties in principe toegestaan zijn, hebben we daar niet voor gekozen. Het zou niet passen bij een solide financieel beleid om incidentele middelen in te zetten ter dekking van structurele tekorten.

 

  1. De financiële kengetallen wijzen op een gemiddeld risico.

 

In Planning & Control documenten (begroting, jaarstukken, kadernota en dergelijke) besteden we aandacht aan financiële kengetallen. Deze kengetallen zijn onder andere voor de Provincie Zeeland signaalwaarden in het toezicht op gemeenten. Als uitgangspunt voor een gezonde financiële positie hanteerden we tot nu toe: gemiddeld risicovol. Het huidige college wil dit uitgangspunt zo handhaven. Dit betekent concreet het volgende:

 

  • De schuldquote is maximaal 130% van het totale saldo van de baten van de begroting; dit geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen.
  • De solvabiliteitsratio is minimaal 20%; dit geeft de mate aan waarin de gemeente aan haar verplichtingen kan voldoen.
  • De grondexploitatie is maximaal 35%; dit percentage geeft de waarde van de grond aan in verhouding tot de totale baten.
  • De structurele exploitatieruimte is 0% of hoger; dit geeft aan dat de begroting structureel in evenwicht is of structurele ruimte heeft.
  • De belastingcapaciteit is maximaal 105% van het landelijk gemiddelde (woonlasten meerpersoonshuishouden).

 

 

A. Minst

B. Gemiddeld

C. Meest

 

risicovol

risicovol

risicovol

netto-schuldquote

 <90%

90-130%

>130%

netto-schuldquote gecorrigeerd

90%

90-130%

>130%

solvabiliteitsratio

>50%

20-50%

<20%

grondexploitatie

<20%

20-35%

>35%

structurele exploitatieruimte

>0%

0%

<0%

belastingcapaciteit

<95%

95-105%

>105%

            Tabel 5: Signaalwaarden financiële kengetallen

 

Voor het bepalen van de kengetallen stellen we een prognosebalans op. In de begroting 2026 presenteren we die voor een periode van 4 jaar. We beoordelen de ontwikkeling van de kengetallen ook voor de lange termijn (10 jaar). Dit gebeurt op basis van de investeringsplanning 2026-2029 en de verwachte investeringen na 2029 met een aanname voor jaarlijkse investeringen en grondaankopen. We zien dat zowel de schuldquote als de solvabiliteit zich de komende 10 jaar bewegen binnen de bandbreedte van een gemiddeld risicovol profiel. Dit betekent dat de gewenste investeringen uitgevoerd kunnen worden en we financieel gezond blijven. Er is ook geen aanleiding om de schuldpositie terug te dringen.

 

  1. Een weerstandsvermogen dat ruim voldoende is (ratio tussen 1,4 en 2,0)

 

In begrotingen en jaarrekeningen brengen we in de betreffende paragraaf de risico’s en de benodigde weerstandscapaciteit (lees: algemene reserve) in beeld. We streven naar een weerstandsratio dat ruim voldoende is (tussen 1,4 en 2,0). Concreet betekent dit, gelet op het huidige risicoprofiel, dat we streven naar een minimum niveau van de algemene reserve van circa € 8,8 miljoen. Op basis hiervan is er (theoretisch) sprake van een vrij deel in de algemene reserve van € 17,1 tot € 19,7 miljoen. De resultaten van de jaarrekening 2024 en de 1e bestuursrapportage 2025 zijn hierin niet meegerekend.

 

Reserves

Reserve Grote Veerse Opgaven

Deze bestemmingsreserve is in 2024 ingesteld en wordt gevoed door dividenden vanuit de Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH). We zetten deze reserve in voor incidentele investeringen in drie grote opgaven voor Veere:

  • Mobiliteit
  • Verduurzaming
  • Wonen/de woningbouwopgave

 

Voor deze reserve is algemeen bepaald dat (investerings)voorstellen een minimale omvang moeten hebben van € 250.000. In de praktijk blijkt deze bepaling niet  werkbaar. We stellen daarom voor om deze te laten vervallen. Zo kunnen we deze reserve sneller, breder en doelmatiger inzetten.

Feitelijk vallen we dan terug op de bestaande afspraak in de financiële verordening. Het college is bevoegd om onttrekkingen aan bestemmingsreserves, die niet in het begrotingsjaar zijn begroot, tot een bedrag van maximaal € 25.000 uit te voeren, mits de besteding past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde doel. Voorstellen van meer dan € 25.000 leggen we altijd voor aan de gemeenteraad.

 

De doelstelling van het onderdeel verduurzaming willen we aanpassen om zo de beschikbare middelen ruimer in te kunnen zetten. We zetten op dit moment in op:

  • het ondersteunen van de Veerse gemeenschap en het stimuleren van duurzaamheidsmaatregelen en
  • het investeren in maatschappelijk vastgoed op het gebied van duurzaamheid.

We stellen voor om deze doelstelling uit te breiden met de mogelijkheid om eigen investeringen in verduurzaming, anders dan bij maatschappelijk vastgoed, te realiseren.  

 

Het onderdeel wonen/woningbouwopgave van de reserve Grote Veerse Opgaven willen we in het vervolg ook inzetten om bij recente en toekomstige (strategische) grondverwervingen (ten behoeve van woningbouw) de rentelasten te dekken. Dit wordt dan een vaste gedragslijn. Net als bij een grondverwerving door het college (op grond van het betreffende mandaat) rapporteren we dan ook de dekking van de rente (achteraf) in een bestuursrapportage.

 

Hieronder volgt een grafische weergave van de reserves, het verloop tot en met 2029 en het deel van de algemene reserve dat op basis van het risicoprofiel nodig is als weerstandsvermogen.

 

4. Gemeentelijke belastingen

Terug naar navigatie - 4. Gemeentelijke belastingen

Toeristenbelasting

Inflatieverhoging

De huidige systematiek van inflatieverhoging bij de toeristenbelasting is dat we een verhoging pas doorvoeren wanneer er € 0,05 gespaard is. De verhoging van het hoge en lage tarief is in absolute zin gelijk en het verschil daartussen blijft gelijk. In de gemeenteraad is hiervoor aandacht gevraagd, waarbij aangegeven is dat het niet wenselijk is dat de stijging van het hoge tarief toeristenbelasting relatief gezien lager is dan die van het lage tarief.

We stellen voor om de jaarlijks inflatieverhoging voor belastingen en tarieven in het vervolg ook toe te passen op de toeristenbelasting. Beide tarieven zijn sinds 2024 niet verhoogd, omdat er nog niet voldoende inflatie gespaard was. We verhogen de tarieven voor 2026 met een inflatieverhoging voor 2025 en 2026 van respectievelijk 2,9% en 3,1%. Dit voorstel is besproken met vertegenwoordigers van de toeristische sector. De gemaakte afspraak is dat we verhogingen voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende jaar communiceren.

 

Extra verhogingen

  1. In het voorstel Koersdocument Noordwestroute wordt, gelet op de forse investeringen die worden verwacht, onder andere een opslag op de toeristenbelasting genoemd. Voor meer toelichting verwijzen we naar het thema mobiliteit onder de strategische thema’s. We willen de toeristenbelasting vanaf 2026 (tot een nader te bepalen moment) structureel verhogen met € 0,25 per persoon per nacht. De opbrengst voegen we toe aan de reserve Grote Veerse Opgaven (mobiliteitsfonds) om zo te sparen voor het Veerse aandeel in de investeringsopgave.
  2. Het Omgevingsprogramma Strand is 20 maart 2025 vastgesteld. Voor meer toelichting over de dekking van de kosten verwijzen we naar het naar het Programma Sport, cultuur en recreatie. Een derde deel van de totale kosten dekken we door een verhoging van de toeristenbelasting met € 0,04.
  3. Om de meerjarenramingen structureel en reëel sluitend te maken stellen we voor om de OZB-woningen, de woonforensenbelasting en de toeristenbelasting in 2026 te verhogen met 2%. Voor de toeristenbelasting betekent dit een extra stijging van het lage en hoge tarief met respectievelijk € 0,03 en € 0,04.

 

Tarieven 2026

De hiervoor genoemde inflatieverhoging en extra verhogingen betekenen voor 2026 een laag tarief van € 1,81 (stijging ten opzichte van 2024/2025 van € 0,41) en een hoog tarief van € 2,56 (stijging ten opzichte van 2024/2025 van € 0,46).

 

Extra verhoging onroerendezaakbelastingen niet-woningen

Voor de categorie niet-woningen is in 2024 gestart met een extra verhoging voor niet-woningen, die gedurende vier jaar doorloopt. Dit heeft te maken met een korting in de algemene uitkering. Deze korting is 40% hoger dan de werkelijke opbrengst. In de periode 2024 tot en met 2027 wordt dit hersteld. Voor 2026 verhogen we de tarieven voor eigenaren en gebruikers met respectievelijk 14,7% en 11,4%.

 

Afvalstoffenheffing

Uitgangspunt voor de afvalstoffenheffing is 100% dekking van de kosten. De tarieven stijgen in 2026 met een inflatieverhoging van 3,1%. In de uitwerking van de begroting 2026 beoordelen we of deze verhoging toereikend is om volledige dekking van de kosten te realiseren. Daarbij betrekken we ook de (egalisatie)voorziening. De in de meerjarenramingen geplande extra verhoging voor 2026 van 2% vervalt en kunnen we opvangen door een hogere onttrekking aan de voorziening.

 

Rioolheffing

Uitgangspunt voor de rioolheffing is 100% dekking van de kosten. De tarieven stijgen voor 2026 met een inflatieverhoging van 3,1%. In de uitwerking van de begroting 2026 beoordelen we of deze verhoging toereikend is om volledige dekking van de kosten te realiseren. Daarbij betrekken we ook de (egalisatie)voorziening. De in de meerjarenramingen geplande extra verhoging voor 2026 van 1% vervalt en kunnen we opvangen door een hogere onttrekking aan de voorziening.

 

Parkeerbelastingen

De tarieven voor het parkeren stijgen in 2026 met 6,4%. Deze verhoging bestaat uit een inflatieverhoging van 3,1% en een extra verhoging van 3,3% als dekking van een derde deel van de kosten van het Omgevingsprogramma Strand.

Woonlasten

De woonlasten voor een huishouden berekenen we op basis van de onroerende zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. De stijging ten opzichte van 2025 is voor een gebruiker van een éénpersoons- een meerpersoonshuishouden 3,1% en voor een eigenaar 4%.

 

In de Atlas lokale lasten 2025 van Coelo, het jaarlijkse onderzoek van de Universiteit Groningen, zijn per gemeente de woonlasten in beeld gebracht. Voor de Zeeuwse gemeenten is het beeld als volgt:

 

Grafiek 2: Woonlasten 2025 vergelijk Zeeuwse gemeenten

 

Belastingcapaciteit

De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in een gemeente zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren.

In de begroting 2025 is de gemeentelijke belastingcapaciteit voor Veere berekend op afgerond 80%. Een Veers gezin in een woning met een gemiddelde WOZ-waarde betaalt circa 80% van de woonlasten ten opzichte van het landelijk gemiddelde.