Gemeenten ontvangen bijna de helft van hun inkomsten via het gemeentefonds. Voor de begroting van het komende jaar zijn ze verplicht om zich te baseren op de stand van de meicirculaire. Deze circulaire is 31 mei jl. verschenen. De basis voor deze circulaire is de Voorjaarsnota van het Rijk die begin mei verscheen. Deze nota gaf al een duidelijk beeld van wat gemeenten de komende jaren mogen verwachten. Het is duidelijk dat gemeenten niet kunnen rekenen op een verbetering van het perspectief in 2027.
Bij het aantreden van het kabinet kregen gemeenten extra middelen voor de periode tot en met 2025. In de laatste septembercirculaire stelde het Rijk voor 2026 incidenteel een bedrag van € 1 miljard beschikbaar. Sommige gemeente voorzagen vorig jaar al tekorten voor 2026 en vestigden hoop op betere berichten voor 2027. Het in 2026 incidenteel beschikbaar gestelde bedrag komt vanaf 2027 structureel beschikbaar. Dit niveau ligt nog ca. € 3 miljard onder het niveau van 2025.
Tot vorig jaar gold voor de groei van het gemeentefonds dat bij een stijging van de rijksuitgaven het gemeentefonds evenredig meegroeide. Bij een daling was dezelfde systematiek van kracht. Dit noemen we de trap-op-trap-af methode. Nadeel hiervan was dat het beeld van de rijksuitgaven tussen mei en september vaak fluctueerde en daarmee ook de uitkering uit het gemeentefonds. Vooruitlopend op een nieuwe systematiek is vorig jaar besloten om de jaarlijkse groei van het gemeentefonds te splitsen in een ‘volumedeel’ en een ‘LPO-deel’ (loon- en prijsontwikkelingen).
Het volumedeel staat voor de komende jaren vast. Het LPO-deel groei evenredig mee met de omvang van de inflatie. Dit betekent dat de groei van het gemeentefonds voor de jaren tot en met 2025 alleen nog wijzigt als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Vanaf 2027 komt er een nieuwe financieringssystematiek en wordt het gemeentefonds geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product.
Gemeenten en Rijk hebben een principeakkoord bereikt over het financiële kader voor de Hervormingsagenda Jeugd. Het kabinet verzacht het ingroeipad voor de besparingen en laat een extra besparing vallen. Hierdoor komt voor 2024 en 2025 extra geld beschikbaar voor de jeugdzorg. Wel heeft het Rijk uitnamen gedaan voor investeringen en uitvoeringskosten aan de kant van het Rijk. Het kabinet heeft meer tijd nodig voor de invullingen en realisatie van de aanvullende besparingsopgave van € 500 miljoen vanaf 2025. Hiervoor wil het kabinet de uitwerking van de Hervormingsagenda afwachten. Het moet immers gaan om extra aanvullende maatregelen. Eerst moet er duidelijkheid zijn welke maatregelen onderdeel zijn van de hervormingsagenda jeugd. Daarna kan in kaart gebracht worden hoe de besparing kan worden gerealiseerd. Kortom, ook op dit onderdeel blijft het voorlopig onzeker.